Страница 4 из 5
De CIA organiseert een vergelijkend examen voor moordenaar. Een paar honderd kandidaten leggen een aantal proeven af, waarna er drie finalisten overblijven: twee ma
„Mijnheer”, zegt de voorzitter, „u moet nu een allerlaatste proef afleggen om aan te tonen dat u in alle omstandigheden welk bevel ook zult uitvoeren”.
„OK”.
„Hier is een geladen pistool. Uw vrouw zit in het lokaal hiernaast op een stoel. Ga bi
De man, heel verontwaardigd:”Mijn vrouw? Nooit in mijn leven!”… en is gebuisd.
Zelfde scenario bij de tweede kandidaat. De man zegt: „Ik zal proberen”, gaat het lokaal ernaast bi
Nu is de beurt aan de vrouw. Haar wordt verteld dat in het lokaal hiernaast haar man enz… enz…
De vrouw neemt het pistool aan en gaat het lokaal bi
De vrouw komt terug bi
Muizenpraat
(Мышиная болтовня)
Er zitten drie muizen aan de bar (сидят у бара три мыши). Ze scheppen heel erg op (они хвастаются во всю: «очень сильно» друг перед другом; opscheppen – разливать /по тарелкам/; вычерпывать; хвастаться).
Zegt muis 1 (говорит первая мышь): „Ik durf bij de mensen (я осмеливаюсь у людей) uit de koelkast (из холодильника; koel – прохладный; kast – шкаф) een stuk kaas te halen (достать кусок сыра; halen – доставать, вытаскивать)”.
Zegt muis 2: „Dat is nog niks (это еще ничего), ik kan met gemak (я могу запросто) de kaas van een muizenvalletje halen, pfheu (сыр из мышеловки стащить, пфуй… = ерунда, легко; val – западня, ловушка /здесь – с уменьшительным суффиксом/; vallen – падать)!!”
Zegt muis 3: „Sorry jongens, ik moet dringend naar huis (извините, ребята, мне нужно срочно домой) om de kat te gaan voeren (кота выгуливать; om… te… – чтобы; voeren – вести)!”
Er zitten drie muizen aan de bar. Ze scheppen heel erg op.
Zegt muis 1: „Ik durf bij de mensen uit de koelkast een stuk kaas te halen.”
Zegt muis 2: „Dat is nog niks, ik kan met gemak de kaas van een muizenvalletje halen, pfheu!!”
Zegt muis 3: „Sorry jongens, ik moet dringend naar huis om de kat te gaan voeren!”
Leven als een hond
(Собачья жизнь: «жизнь в качестве собаки»)
Er komt een man bij de dokter (приходит один мужчина к врачу) die zegt (который говорит): „Dokter, ik voel mij net een hond (доктор, я чувствую, будто я собака; zich voelen – чувствовать себя; net – точно, как раз), ik plas als een hond (я хожу в туалет по-собачьи; plassen – плескать; мочиться /разг./), ik doe het op zijn hondjes (я занимаюсь сексом по-собачьи; hondje – собачка) en ik vreet uit een bak (и я жру из чана/бака = из миски; vreten —есть /о животных/; жрать /о людях/)”.
„Tsja, – zegt de dokter (м-да, говорит доктор), – ga maar eens op de bank liggen (пойди-ка приляг на кушетку)”.
„Het spijt mij, – zegt de man, – dat mag ik niet (сожалею, говорит мужчина, это мне нельзя = не разрешается).”
Er komt een man bij de dokter die zegt: „Dokter, ik voel mij net een hond, ik plas als een hond, ik doe het op zijn hondjes en ik vreet uit een bak.”
„Tsja, – zegt de dokter, – ga maar eens op de bank liggen.”
„Het spijt mij, – zegt de man, – dat mag ik niet.”
School
(Школа)
Als Jantje van school thuis komt (когда Янтье приходит из школы домой; Jantje – «Янчик», Иванушка /соответствует в анекдотах русскому Вовочке/), vraagt hij aan zijn moeder (спрашивает он у своей матери): „Ik heb gehoord dat de onderwijzers worden betaald (я слыхал, что учителям платят деньги: «учителя становятся оплачены = оплачиваются»; onderwijzen – учить; wijzen – показывать, указывать; betalen – платить, оплачивать) om les te geven (за то, что они преподают: «чтобы давать урок»)!”
„Ja,” zegt zijn moeder (да, говорит мать).
Jantje: „Maar dat is toch niet eerlijk (но это же нечестно), de leerlingen doen toch al het werk (ученики делают ведь всю работу; toch – все-таки, однако; же, ведь)!”
Als Jantje van school thuis komt, vraagt hij aan zijn moeder: „Ik heb gehoord dat de onderwijzers worden betaald om les te geven!”
„Ja,” zegt zijn moeder.
Jantje: „Maar dat is toch niet eerlijk, de leerlingen doen toch al het werk!”
Beetje draaierig in het hoofd
(Небольшое головокружение)
Een soldaat staat (солдат стоит) om en uur ’s nachts (в час ночи) na een vrolijke avond (после веселого вечера) wat onvast op zijn benen (несколько неустойчиво на ногах; vast – крепко) met zijn arm om de lantarenpaal (обняв фонарный столб: «со своей рукой на…»; lantaren – фонарь; paal – кол; столб). Er komt een kapitein voorbij (мимо проходит капитан) die hem vraagt (который его спрашивает) wat hij daar midden in de nacht uitvoert (что он там среди ночи делает; midden – середина; cреди, в середине: midden in de zomer – в середине лета; uitvoeren – исполнять, осуществлять; voeren – водить, вести).
„N
Een soldaat staat om een uur ’s nachts na een vrolijke avond wat onvast op zijn benen met zijn arm om de lantarenpaal. Er komt een kapitein voorbij die hem vraagt wat hij daar midden in de nacht uitvoert.
„N
Mijnen
(Мины)
Door het bos (по лесу) lopen twee commando’s (бегут/идут две командос). Op een gegeven moment (в какой-то: «в данный/определенный» момент) vinden ze drie mijnen (находят они три мины) en ze besluiten (и они решают) die mee te nemen naar de sergeant (их взять с собой – к сержанту = показать сержанту; mee – вместе, совместно; meenemen – брать с собой).
Onderweg terug (по дороге назад; onderwég – в пути, по пути; onder – под; среди; weg – путь, дорога) zegt de een tegen de ander (говорит один другому): „Wat doen we nu (что мы делаем сейчас = мы будем делать) als er eentje afgaat (если одна рванет; afgaan – отправляться /о транспорте/; сработать, взорваться)?”
Antwoordt de ander (другой отвечает): „Dan zeggen gewoon (тогда просто скажем; gewoon – обычный, обыкновенный) dat we er maar twee gevonden hebben (что мы только две нашли)”.
Door het bos lopen twee commando’s. Op een gegeven moment vinden ze drie mijnen en ze besluiten die mee te nemen naar de sergeant.
Onderweg terug zegt de een tegen de ander: „Wat doen we nu als er eentje afgaat?”
Antwoordt de ander: „Dan zeggen gewoon dat we er maar twee gevonden hebben”.